SRA | 03-08-2011 | Leestijd:

Een feit dat de belastingdienst bekend is of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, tenzij de belastingplichtige op dit punt te kwader trouw is. Bij het vaststellen van een aanslag mag de belastingdienst vertrouwen op de juistheid van de ingediende aangifte. De belastingdienst heeft alleen de plicht om een nader onderzoek in te stellen als er bijzondere omstandigheden zijn die reden geven om aan de juistheid van de aangifte te twijfelen.

 

De belastingdienst stuurde een aanmaning om aangifte vennootschapsbelasting te doen aan een BV. Omdat de jaarstukken nog niet gereed waren, kon de BV nog geen juiste aangifte indienen. Om die reden besloot de directie om aanvankelijk een nihilaangifte in te dienen, om vervolgens via een aanvullende aangifte alsnog de juiste cijfers aan de belastingdienst te verstrekken. De belastingdienst legde de aanslag vennootschapsbelasting op rond de tijd waarop de aanvullende aangifte werd ingediend. De beoordeling van de aanvullende aangifte leidde tot het opleggen van een navorderingsaanslag.

De BV bestreed de navorderingsaanslag omdat er geen sprake zou zijn van een nieuw feit of van kwade trouw bij de BV. Hof Den Haag deelde deze opvatting niet. Ten tijde van het vaststellen van de aanslag was de aanvullende aangifte nog niet bekend bij de belastingdienst.

Het indienen van een nihilaangifte is geen bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft om een nader onderzoek in te stellen. De aanvullende aangifte gold als een nieuw feit. Dat betekende dat de belastingdienst mocht navorderen.

 

Overigens was navordering ook mogelijk vanwege kwade trouw, omdat de BV opzettelijk een foutieve aangifte had ingediend. De BV bestreed dat niet. Die kwade trouw is niet opgeheven door het later indienen van een aangiftebiljet met de juiste gegevens.

aangifte navordering bv aanslag belastingdienst aanvullende indienen nieuw juiste vaststellen

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs