SRA | 08-04-2011 | Leestijd:

De houder van een aanmerkelijk belang in een aandelenvennootschap die werkzaamheden verricht voor deze vennootschap moet volgens de Wet op de Loonbelasting tenminste een daarvoor gebruikelijk loon ontvangen. In een arrest uit 2003 heeft de Hoge Raad gezegd dat de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing is op een aandeelhouder die in België woonde en die werkte voor een BV die in Nederland was gevestigd. Dat arrest had betrekking op het oude belastingverdrag uit 1970 met België. Ten tijde van het tot stand komen van het verdrag van 1970 bestond de gebruikelijkloonregeling nog niet. Toepassing van de gebruikelijkloonregeling op een in België wonende aandeelhouder zou een eenzijdige uitbreiding van de Nederlandse heffingsbevoegdheid betekenen.
Met ingang van 1 januari 2003 geldt een nieuw verdrag met België. Bij de totstandkoming van dat verdrag is de gebruikelijkloonregeling uitdrukkelijk aan de orde gekomen. Dit betekent dat met ingang van 2003 in voorkomende gevallen de gebruikelijkloonregeling onder het verdrag met België kan worden toegepast.

 

Hof Den Haag oordeelde onlangs dat de inspecteur terecht een naheffingsaanslag loonbelasting had opgelegd aan een BV waarvan de dga in België woonde. Aan de dga was geen loon toegerekend. De BV dreef een orthodontiepraktijk. Volgens het hof had de inspecteur het gebruikelijk loon van de dga terecht met toepassing van de afroommethode vastgesteld omdat de resultaten van de BV aan de dga waren toe te rekenen.

verdrag toepassing bv dga belgië loonbelasting gebruikelijk loon gebruikelijkloonregeling wonende

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs