SRA | 09-09-2011 | Leestijd:

Een bij de Hoge Raad aanhangige procedure betreft de afwaardering van een regresvordering die een aanmerkelijkbelanghouder heeft op zijn BV waarvoor hij zich borg heeft gesteld. De bank verhaalde zich op de borg nadat de BV niet in staat was om te betalen. Inzet van de procedure is hoe en wanneer de aanmerkelijkbelanghouder een verlies uit hoofde van de borgtocht in zijn resultaat uit overige werkzaamheid mag verwerken.

De procedure betreft het jaar 2005, terwijl de bank de borg pas in 2006 heeft aangesproken en betaling uit hoofde van de borgtochtverplichting ook pas in dat jaar heeft plaatsgevonden. De Advocaat-generaal geeft in zijn conclusie een uitgebreide beschouwing over de regresvordering en de terbeschikkingstelling. De Advocaat-generaal is van mening dat de terbeschikkingstellingsregeling pas van toepassing is vanaf het moment waarop de regresvordering (door betaling door de borg) ontstaat. Het nominale bedrag van de regresvordering is gelijk aan het aan de schuldeiser betaalde bedrag. De afwaardering van de regresvordering van nominaal tot de waarde in het economische verkeer komt ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden. In dit geval leidt dat er volgens de Advocaat-generaal toe, dat het beroep in cassatie ongegrond is. Omdat de aanmerkelijkbelanghouder pas in 2006 als borg werd aangesproken kan hij het geleden verlies niet in 2005 als resultaat uit terbeschikkingstelling aanmerken.

bv afwaardering regresvordering borg procedure aanmerkelijkbelanghouder resultaat advocaat generaal betreft

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs