SRA | 29-10-2010 | Leestijd:

Een werkneemster had aanvankelijk een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden. Daarna volgde een tweede arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. Op 18 september 2008, de laatste werkdag van deze tweede overeenkomst, deed de werkgever mondeling een voorstel om de arbeidsovereenkomst tot en met 31 december 2008 voort te zetten. De werkneemster aanvaardde dit voorstel aanvankelijk, maar kwam daarop terug toen haar een week later een schriftelijke arbeidsovereenkomst werd overhandigd.

De werkgever stelde zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst gezien de weigering van de werkneemster niet was verlengd en geacht moest worden van rechtswege te zijn geƫindigd na afloop van de periode van 1 jaar, ondanks dat de werkneemster nadien nog twee weken had gewerkt. De werkgever stuurde de werkneemster op 30 september 2008 naar huis. De werkneemster beriep zich op een toezegging van de voormalige directeur om de arbeidsovereenkomst met een jaar te verlengen. Die toezegging was voor haar de reden om de voorgelegde arbeidsovereenkomst niet te accepteren.

In navolging van de kantonrechter vond Hof Den Bosch dat de arbeidsovereenkomst op 18 september 2008 voor bepaalde tijd was verlengd tot en met 31 december 2008. De arbeidsovereenkomst is een vormvrij contract en kan mondeling worden aangegaan. Weliswaar bevatte de toepasselijke CAO de verplichting om een arbeidsovereenkomst op schrift te stellen, maar op die bepaling kan de werkgever zich niet beroepen om te ontkennen dat er een arbeidsovereenkomst is gesloten. De CAO-bepaling dient ter bescherming van de werknemers. De werkneemster had recht op loondoorbetaling tot en met 31 december 2008.

werkgever arbeidsovereenkomst werkneemster mondelinge verlenging aanvankelijk duur mondeling voorstel verlengd

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs