SRA | 21-09-2012 | Leestijd:

De Algemene Wet inzake Rijksbelastingen bepaalt in het algemeen wanneer de Belastingdienst een navorderingsaanslag kan opleggen. Daarnaast kan in een specifieke belastingwet worden aangegeven in welke gevallen nog meer kan worden nagevorderd. De Successiewet bepaalt dat navordering ook kan plaatsvinden wanneer van een verkrijger te weinig belasting is geheven als gevolg van de vermindering van de aan een andere verkrijger opgelegde aanslag. Deze bepaling geldt voor gevallen waarin een relatie bestaat tussen de omvang van beide verkrijgingen. Gelet op de tekst van de wetsbepaling kan een navorderingsaanslag in een dergelijk geval pas worden opgelegd nadat de aan de andere verkrijger opgelegde aanslag is verminderd. Op dat moment begint de wettelijke navorderingstermijn pas te lopen.

 

Nadat twee erfgenamen in 2002 aangifte voor het recht van successie hadden gedaan, legde de inspecteur in 2003 de aanslagen op overeenkomstig de ingediende aangifte. Een van beide erfgenamen maakte bezwaar tegen de aan hem opgelegde aanslag. Dat leidde in 2009 tot een vermindering van de opgelegde aanslag. Vanwege deze vermindering legde de inspecteur aan de andere erfgenaam een navorderingsaanslag op. De andere erfgenaam was van mening dat de navorderingsaanslag was opgelegd na het verstrijken van de wettelijke termijn. Hof Den Bosch deelde die opvatting niet. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof bevestigd.

opgelegde navorderingsaanslag aanslag wanneer aanvang vermindering successiewet navorderingstermijn verkrijger bepaalt

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs