SRA | 02-03-2012 | Leestijd:

Vermogensbestanddelen die door de houder van een aanmerkelijk belang in een BV aan de BV ter beschikking worden gesteld, vallen niet in box 3 maar in box 1 van de inkomstenbelasting. Dat betekent dat de opbrengsten progressief worden belast. Dat geldt ook voor de waardeverandering van het vermogensbestanddeel gedurende de periode van de terbeschikkingstelling. Bij beëindiging van het gebruik door de BV eindigt de terbeschikkingstellingsregeling en moet het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van het vermogensbestanddeel op de datum van beëindiging en de boekwaarde op dat moment tot het inkomen worden gerekend. De vraag is wat de waarde van een vermogensbestanddeel in het economische verkeer is.

 

Een echtpaar dat samen 100% van de aandelen in een BV had, was eigenaar van het bedrijfspand dat aan de BV werd verhuurd. Bij de aanvang van de terbeschikkingstelling op 1 januari 2001 was de waarde van het pand volgens taxatie € 430.000. Vanwege de slechte bereikbaarheid van het pand besloot de BV een ander kantoorpand te zoeken. In juli 2002 verhuisde de BV naar een nieuw kantoorpand. Vanaf dat moment stond het pand grotendeels leeg. Pogingen tot verkoop van het pand mislukten, waarna het echtpaar besloot om het pand tot woonhuis te verbouwen. In verband met de beëindiging van de terbeschikkingstelling van het pand aan de BV verwerkte het echtpaar een verlies in hun aangiften inkomstenbelasting over 2004. Dat verlies werd veroorzaakt doordat de taxatiewaarde van het pand als woning van € 300.000 beduidend lager lag dan de boekwaarde van het pand. De Belastingdienst taxeerde het pand, uitgaande van gebruik als kantoorpand, op € 430.000. De vraag was welke waardering van toepassing was voor de bepaling van het resultaat uit terbeschikkingstelling.

 

Hof Leeuwarden was van oordeel dat de inspecteur met het door hem overgelegde taxatierapport en zijn toelichting daarop de waarde van het pand van € 430.000 aannemelijk had gemaakt. Volgens het hof was bij de taxatie voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat het pand op de peildatum nog niet was verbouwd. Waardering als kantoorpand was terecht, omdat de waarde in het economische verkeer gelijk is aan de prijs die de meestbiedende koper zou willen betalen. Tussen partijen was niet in geschil dat het pand als kantoorpand een hogere waarde had dan als woning. Op het moment van beëindiging van de terbeschikkingstelling had het pand een bedrijfsbestemming en was de verbouwing tot woonhuis nog niet begonnen. Volgens het hof had het echtpaar de stelling dat het pand als kantoorpand niet verkocht kon worden onvoldoende onderbouwd.

bv economische waarde terbeschikkingstelling pand waardering echtpaar kantoorpand beëindiging vermogensbestanddeel

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs