SRA | 05-04-2012 | Leestijd:

Inmiddels al weer ruim 10 jaar geleden verstrekte de Belgische Bijzondere Belastinginspectie aan het ministerie van Financiën fotokopieën van microfiches met gegevens van bankrekeningen die inwoners van Nederland hadden bij de Kredietbank Luxembourg. Dat leidde tot een grootschalig onderzoek van de FIOD-ECD en de Nederlandse belastingdienst. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn aan veel rekeninghouders navorderingsaanslagen inkomsten- en vermogensbelasting opgelegd. In veel gevallen leidden die navorderingsaanslagen tot procedures.

 

Een van deze procedures betrof navorderingsaanslagen met boeten die de inspecteur had opgelegd aan iemand die ontkende rekeninghouder te zijn. Omdat de rekeninghouder weigerde gegevens aan te leveren met betrekking tot de bankrekening, werd de bewijslast omgekeerd. De inspecteur had de saldi en de inkomsten over de navorderingsjaren berekend met behulp van een rekenmodel. Volgens de Hoge Raad is dat toegestaan, zelfs als het model een zekere mate van ruwheid vertoont. De inspecteur mag rekening houden met de reële kans dat een rekeninghouder die weigert om mee te werken een hoger banktegoed aanhield dan het gemiddelde van de vergelijkingsgroep. In een eerdere procedure heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de inspecteur voor de door hem gehanteerde vermenigvuldigingsfactor van 1,5 voor saldi en rentebaten van weigeraars ten opzichte van de saldi en rentebaten van mensen die meewerkten onvoldoende onderbouwing had gegeven. Onder verwijzing naar dat arrest heeft de Hoge Raad een uitspraak van Hof Den Haag, dat de vermenigvuldigingsfactor had toegestaan, vernietigd.

navordering inspecteur hoge raad berekening navorderingsaanslagen rekeninghouder saldi modelmatige grondslag

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs