SRA | 15-06-2011 | Leestijd:

Alle voordelen die een ondernemer behaalt met zijn onderneming behoren tot de winst. Er geldt een uitzondering voor het voordeel dat ontstaat wanneer een schuldeiser zijn vordering op de ondernemer kwijtscheldt. Voorwaarde voor deze vrijstelling is dat de rechten van de schuldeiser niet voor verwezenlijking vatbaar zijn. Aan die voorwaarde is voldaan als de schuldenaar niet in staat is en vermoedelijk niet in staat zal zijn om aan zijn verplichtingen te voldoen. De vrijstelling voor kwijtscheldingswinst geldt slechts voor zover deze winst het verlies van dat jaar en de te verrekenen verliezen uit eerdere jaren overschrijdt.

 

Een schuldeiser schold in 1993 een deel van zijn vordering op een ondernemer kwijt op voorwaarde dat de ondernemer het restant in 10 jaarlijkse termijnen zou aflossen. Dat was een verbintenis onder opschortende voorwaarde. Het voordeel uit kwijtschelding trad pas op nadat aan de voorwaarde was voldaan. Dat was in het jaar 2003. In dat jaar moet ook beoordeeld worden of de vrijstelling van toepassing is. Voor het antwoord op de vraag of sprake was van niet voor verwezenlijking vatbare rechten zijn de feiten en omstandigheden uit 1993 bepalend, omdat de schuldeiser in dat jaar rechten prijsgaf.

Naar het oordeel van Hof Leeuwarden was in 1993 bezien vanuit de crediteur sprake van niet voor verwezenlijking vatbare rechten. De debiteur had een aanzienlijk negatief vermogen en andere schuldeisers gingen voor op de crediteur. In 1993 was niet te voorzien dat de debiteur, nadat hij een deel van zijn onderneming had gestaakt, erin zou slagen om het resterende gedeelte van zijn onderneming financieel gezond te maken.

De inspecteur meende dat de kwijtschelding niet vrijgesteld kon zijn omdat er in 1993 een hoger saldo aan onverrekenende verliezen was dan het bedrag van de kwijtschelding ultimo 1993. Het hof wees dat standpunt af omdat het kwijtscheldingsvoordeel onderdeel was van de winst over het jaar 2003. In dat jaar waren er geen te verrekenen verliezen.

In cassatie heeft de Hoge Raad het oordeel van het hof onderschreven. Het prijsgeven van een deel van de vordering was onderdeel van een in 1993 gesloten overeenkomst. De beoordeling of sprake was van vrijgestelde kwijtscheldingswinst dient te worden beoordeeld naar de situatie op dat moment. Pas in 2003 was aan de voorwaarden voor kwijtschelding voldaan. In dat jaar werd de vordering niet prijsgegeven, maar werd wel de kwijtscheldingswinst genoten.

kwijtschelding onderneming voorwaarde winst ondernemer rechten kwijtscheldingswinst schuldeiser vordering vrijgesteld

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs